Ontslag door overspannenheid: verwijtbaar inkomensverlies

By 28 april 2014augustus 27th, 2024Advocatuur Nieuws

De feiten

Het huwelijk van M en V is in 2013 door echtscheiding ontbonden. Partijen zijn de ouders van drie (thans nog minderjarige) kinderen, over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen. De kinderen wonen bij V.
De rechtbank heeft op 19 maart 2013 de door M te betalen kinderalimentatie vastgesteld. M dient € 510,- per kind per maand te betalen.
M was tot 1 januari 2013 in loondienst bij X, waar hij een bruto maandsalaris van € 7.000 genoot. Sinds 1 januari 2013 ontvangt hij een WW-uitkering van € 2.540 bruto per maand.

M verzoekt de door hem te betalen kinderalimentatie op nihil te stellen. Volgens M moet bij de berekening van zijn draagkracht rekening worden gehouden met zijn huidige inkomen op basis van zijn uitkering. V stelt dat er aan de zijde van M sprake is van verwijtbaar inkomensverlies. Om die reden moet rekening worden gehouden met het inkomen dat hij bij X ontving. Het verwijtbaar inkomensverlies van M dient niet tot een lager bedrag aan alimentatie te leiden.

Herstel

Ten eerste is het van belang of het inkomen dat M vóór de beëindiging van zijn dienstverband ontving voor herstel vatbaar is. Vast staat dat M en X in overleg hebben besloten dat het dienstverband van M zou eindigen per 1 januari 2013. Volgens M is zijn dienstverband beëindigd door zijn privéproblemen. De echtscheiding zouden zijn werkzaamheden hebben beïnvloed. Naar het oordeel van X vormde dit een ongeoorloofde inmenging. Gelet op die gang van zaken acht het hof het voldoende aannemelijk dat M niet kan terugkeren in zijn baan bij X.
Voorts blijkt uit de door M overgelegde (afwijzingen op) sollicitaties dat hij regelmatig activiteiten verricht om werk te vinden. Het is hem alleen nog niet gelukt om een betaalde baan te vinden. Bovendien is M, omdat hij een WW-uitkering ontvangt, ook verplicht om te solliciteren. Het UWV controleert of dit gebeurd. Volgens het Hof is het inkomen van M niet voor herstel vatbaar.

Toerekenbaar gedrag

Ten tweede beoordeelt het Hof of M zich, gelet op zijn onderhoudsverplichting jegens zijn kinderen, had dienen te onthouden van gedragingen die tot zijn ontslag, met als gevolg de inkomensvermindering, hebben geleid. Het hof is van oordeel dat deze vraag bevestigend dient te worden beantwoord. M heeft onvoldoende onderbouwd dat hij getracht heeft te voorkomen dat zijn psychische gesteldheid zijn functioneren in zijn werk zou belemmeren. Zo had hij bijvoorbeeld professionele hulpverlening in kunnen schakelen.

Verder komt het hof niet aannemelijk voor dat X (die M in december 2011 nog een gratificatie van € 12.500 toekende en op 16 juli 2012 een tussentijdse gratificatie van € 2.500 als teken van waardering voor zijn inzet en inspanningen) M wegens disfunctioneren had mogen ontslaan, ook al heeft dit plaatsgevonden via een door M getekende beëindigingsovereenkomst. M, die sinds 2009 in dienst was bij X, had onder de gegeven omstandigheden niet mogen instemmen. Daarbij komt dat uit de stukken ook niet blijkt van enig verzet van M jegens de wens van X om tot het einde van het dienstverband te komen.

Het uiteindelijke oordeel

Het hof is uiteindelijk van oordeel dat voornoemd handelen en nalaten aan M kan worden verweten. Het daardoor ontstane inkomensverlies kan aan hem worden toegerekend en de gevolgen hiervan moeten volledig voor zijn rekening komen. Het hof gaat bij de berekening van de draagkracht van M dan ook uit van het inkomen dat hij in 2012 bij X ontving. Het verwijtbaar inkomensverlies van M heeft dus geen invloed op de hoogte van de alimentatie.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19 december 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9777 (Vfas FL!TS)